UMCG legt zich niet neer bij besluit minister iStock

UMCG legt zich niet neer bij besluit minister

GRONINGEN - Het UMCG is zeer teleurgesteld in de brief van de minister van VWS waarin hij aangeeft bij het besluit van zijn voorganger te blijven om de zorg voor patiënten met aangeboren hartafwijkingen in Rotterdam en Utrecht te concentreren.

De brief van de minister aan de Voorzitter van de Tweede Kamer is uitermate teleurstellend, zegt UMCG-bestuursvoorzitter Ate van der Zee in een eerste reactie. In zijn brief gaat de minister uitgebreid in op het belang van concentratie van zorg. Het UMCG onderschrijft dit belang, net als alle andere betrokken partijen. ‘Maar de brief beantwoordt niet de vragen die door ons, door onze patiënten en door vele anderen gesteld zijn', zegt Van der Zee.

'De brief maakt nog steeds niet duidelijk waarom na de eerdere concentratie van complexe kinderoncologische zorg in Utrecht de complexe kinderhartzorg opnieuw in Utrecht en nu ook Rotterdam wordt geconcentreerd', vervolgt Van der Zee. 'De minister gaat hiermee voorbij aan de kwaliteit en capaciteit van de overige regio's in Nederland om dit soort hoogcomplexe zorg voor kinderen te bieden. Ook gaat de brief opnieuw niet in op de impact van dit besluit op de kwaliteit van de geneeskundige zorg voor kinderen in het Noorden in het algemeen, terwijl die gigantisch is.’

Concentratie van zorg moet hand in hand gaan met een visie op regionale spreiding, stelt Van der Zee. Dat gebeurt nu niet. ‘Wij accepteren niet dat deze zorg uit het Noorden verdwijnt en dat zou de Tweede Kamer ook niet moeten accepteren.’ Daarmee roept hij de Tweede Kamerleden op om de minister op korte termijn nadere informatie naar de Kamer te laten sturen en in debat te gaan. ‘Er zijn al meerdere Tweede Kamerleden bij ons op bezoek geweest. Wij hebben hen en andere Kamerleden laten zien wat de gevolgen zouden zijn als ons Centrum voor Congenitale Hartafwijkingen zou verdwijnen. Net als wij hebben zij vele vragen die met deze brief niet beantwoord zijn. We hopen dat zij de minister hierover snel ter verantwoording roepen.’

Tiplijn